Rijksmonument
Lievevrouwestraat / Westersingel 0
Bergen op Zoom
monumentennr. 9185
Lievevrouwepoort / Gevangenpoort
PDF
historisch centrum Het Markiezenhof, Bergen op Zoom - 1900, vanuit de Lievevrouwestraat
HCM, historisch centrum Markiezenhof - 1885, vanuit de Lievevrouwestraat
HCM, historisch centrum Markiezenhof - 1900, vanuit de Rijkebuurtstraat
HCM, historisch centrum Markiezenhof - 1965, zijaanzicht vanuit het zuiden
Gerard 's-Gravendijk - 1985, vanuit de Rijkebuurtstraat
Guust van Dijck - 2008, vanuit de Lievevrouwestraat
A. van der Kallen - 2006
Guust van Dijck - 2007 / 2008, vanuit de Rijkebuurtstraat
Aanvullende omschrijving
Onderdelen
Er waren reeds vroeg een hoofdpoort, een brug en voorpoort te onderscheiden.
De hoofdpoort bestond uit een (in de vijftiende eeuw grotendeels vernieuwde) rechthoekige poorttoren met ronde hoektorens. Hiervan is de westgevel nog voor een groot deel authentiek. Het gedeelte tussen de bovenste verdieping van de torens springt aan de westzijde terug en vertoont de sporen van een verdwenen weergang, vermoedelijk een mezekooi, een later verwijderde uitmetseling of overkraging boven de poortdoorgang tussen genoemde toren. Deze was oorspronkelijk toegankelijk door later dichtgemetselde poortjes in de torenmuren. De doorgang wordt sinds te laatste restauratie geheel gedekt door een spitsbogig tongewelf; de sleuf van een hamei (valhek) is nog te zien.
De poortdoorgang wordt geflankeerd door zware, ronde hoektoren bekleed met gobertangesteen , die nu nog het aanzien van de poort bepalen. Zij schijnen tegelijkertijd te zijn gebouwd, evenals de voorpoort. De toren tellen elke drie verdiepingen en een zolder. Op alle verdiepingen waren schietgaten aangebracht, terwijl de bovenste verdieping alternerend werpgaten bezat. Aan de ronde hoektorens is thans nog te zien, waar zich deuren bevonden, waarlangs men de genoemde mezekooi kon bereiken.
Aan de landzijde was een eveneens met gobertange beklede brug gelegen, beschermd door een voorwerk, dat in feite een binnenplaats vormde, bestaande uit twee muren en aan de westkant werd afgesloten met een door twee torentjes geflankeerde voorpoort.
De stadsmuren sloten aan twee zijden tegen de ronde torens aan. Een deel van de constructie van een stadsmuur is nog te zien in het huidige toegangsportaal aan de noordzijde. De weergangen op de stadsmuren waren vanuit de poort toegankelijk: in het portaal is zelfs een deel van de vloer van een weergang bewaard. Zij waren ook bereikbaar ia buitentrappen, waarvan die tegen de noordelijke ronde torens thans als toegangstrap tot het huidige gebouw fungeert. Er is later een dak boven de trap aangebracht, terwijl deze in 1935 middels een nieuwe buitentrap via een bordesje toegankelijk is gemaakt. De trap aan de zuidzijde, die mi in 1474 werd vermeld, is nadien vervangen door een oprit. De toegang in de zuidelijke toren is sinds lang dichtgemetseld. De stadsmuren aan weerszijden van de poort zijn in 1525 door Willem Pryem in opdracht van het stadsbestuur afgebroken.
In 1497 verrichte men veel metsel- en steenhouwerwerk aan de poort. Dit gegeven wordt wel beschouwd als een datering voor de aanbouw met arkeltorentjes aan de stadszijde.
Deze bakstenen aanbouw straalt een zekere charme uit. De trapgevel boven de westkant van de poort werd vermoedelijk in de tweede helft van de achttiende eeuw afgebroken. De heer, inmiddels markies, gaf in 1533 aan de stad verlof een ‘’vroente’’ te maken, waarin alle burgers, die niet om lijfstraffen gevangen gezet moesten worden, een verblijf konden vinden. Dit vertrek bevonden zich op de tweede verdieping van de aanbouw aan de stadszijde. In 1824 heette dit nog het ‘’ Burger gevangen vertrek’’. De cipier woonde in de verdieping daaronder, boven de doorgang. Op de eerste en tweede verdieping bevonden zich aan de westzijde portalen of overlopen. In de tussenwand van de cipiers woning was een alkoof ingebouwd.
In 1559 waren de hoektorens in slechte staat van onderhoud. In 1612 was herstel van stormschade nodig. De woonverdieping in de toren brandde een jaar later uit en moest opnieuw worden opgebouwd, alsmede de twee grote (ronde) en de twee kleine (arkel) torentjes.
Aan de landszijde was een eveneens met Gobertange beklede brug gelegen, beschermd door een voorwerk, dat in feite een binnenplaats vormde, bestaande uit twee muren en aan de westkant afgesloten met een door twee (arkel) torentjes geflankeerde voorpoort. Binnen de doorgang van het voorwerk stond een aantal (hierna te noemen) huisjes. De brug en de voorpoort zouden tegelijk met de ronde torens zijn opgetrokken. Het stadsbestuur besloot in 1619 het vervallen voorwerk te laten afbreken, omdat het een groot ‘’oncieraet’’ vormde. Overigens verdween dit onderdeel niet ineens: zowel op een tekening van Barnardus Klotz uit 1671 als op een maquette van ca. 1750 zijn nog delen te zien. Resten van het voorwerk van de Gevangenpoort waren overigens reeds opgenomen in de na te noemen aanbouw van het huis ‘’ De Sterre van Maastricht’’.
Aanbouwen
Reeds de vijftiende eeuw was aan de stadszijde een huis tegen de poort aangebouwd, terwijl zoals reeds vermeld, ook in de voorpoort huisjes stonden. Sinds het laatste kwart van de zestiende eeuw kwamen er ook aan de landszijde aanbouwen, waardoor het poortgebouw geheel werd omsloten.
Het pand aan de Lievevrouwestraat werd in 1629 uitgebreid en heette sindsdien ‘’De Bruyt op de Trapp’’, een aardig toespelling op de trap, die zich aan de kant van de poort had bevonden.
De Kuiper Reijnier Pieterssen kreeg in 1597 van de magistraat verlof om tussen zijn huis ‘’De Twee Toelasten’’ (voorheen Rijkebuurtstraat 3) en de Gevangenpoort een huis te bouwen. Dit huis stond ten zuidwesten van de poort. Ten behoeve van de voorgevel mocht Reijnier stenen van de borstwering en de banken van de brug gebruiken. Omdat het terrein ten zuiden ervan gebruikt werd om wasgoed te bleken, heette het pand nadien ‘’De Blekerije’’.
Het werd in 1907 evenals het bovengenoemde huis ‘’De Bruyt op de Trapp’’ door het gemeentebestuur aangekocht en vervolgens geamoveerd.
Aan de overzijde van de brug, aan de noordkant, kreeg Lambrecht van Overbunde, eigenaar van het pand de Kleine Groene Mouwe (voorheen Rijkebuurtstraat 8-10) in 1598 vergunning om de vroegere stadsgracht ten noordwesten van de poort te overkluizen. Aansluitend op de brug aldaar mocht hij het terrein geschikt maken voor de bouw van een huis (voorheen Rijkebuurtstraat 6). Het heette reeds in 1600 ‘’ De Sterre van Maastricht’’. Voor dit gebouw een later aangebrachte zijkamer is in de acttiende eeuw een nieuwe bredere voorgevel gezet. De Sterre van Maastricht, de Kleine Groene Mouwe en de Twee Toelasten zijn bij de aanleg van de Westersingel afgebroken.
Reeds in 1470 stonden in het voorwerk huisjes, waarvan er één (aan de zuidzijde) in de zestiende eeuw bewoond werd door één van de stadsboden. Een hovenierswoning ter plekke , was in 1930 bezit van de erven Franken (eertijds Rijkebuurtstraat 2-4).
In 1937 stortten de restanten ervan volledig in. Plannen van het museumbestuur om daarin een aanvullende expositieruimte in te richten vonden geen doorgang. Men maakte nu rond de zuidwestelijke toren een ommuurd tuintje, waarin oude bouwfragmenten werden geplaatst.
Redengevende omschrijving
Lievevrouwestraat
De Lievevrouwepoort is de enige nog bewaard gebleven, middeleeuwse stadspoort van Bergen op Zoom; een monumentale afsluiting voor de Lievevrouwstraat en de Rijkebuurtstraat; nationaal gezien een zeldzaam voorbeeld van middeleeuwse versterking bouwkunst.
Geschiedenis
Van het precieze bouwjaar en van de oudste geschiedenis van de poort is weinig bekend. Sommigen stellen de bouw ervan op het laatste kwart van de dertiende eeuw. Die veronderstelling houdt vermoedelijk verband met de onbewezen bewering, dat Gerard van Wezemaal, eerste heer van Bergen op Zoom, de stad ca. 1289 heeft laten ommuren. De werkelijke geschiedenis van de poort begon ca. 1335. toen is vermoedelijk de oudste stadskern met zijn omgeving ommuurd en omgracht. In 1447/1448 werd de uurklok in de poort verhangen omdat die te laag hing. In 1498 is aan de haven een spuitoren gebouwd, met daarin een uurwerk en klok. De klok in de Lievevrouwepoort zal daardoor overbodig zijn geworden.
De omwalling van het Havenkwartier, eens een voorstad buiten de Lievevrouwepoort (in eerste aanleg tussen 1484 en 1491, grootser afgesloten in 1505-1508) maakte de poort ook als stadsuitgang overbodig. Waarschijnlijk is het gebouw gespaard, omdat het reeds in gebruik was als gevangenis. In 1485 is er een stellige vermelding van dit gebruik. Sindsdien zal de naam Gevangenpoort in zwang zijn geraak. De nieuwe naam wisselt in de archiefstukken en in het lokale spraakgebruik nog steeds af met de oorspronkelijke 'Onser Vrouwenpoort' of 'Lievevrouwepoort'. In 1504/05 is in de rentmeesterrekening van de heer sprake van 'Onser Vrouwer poorte dwelc is de gevangen poorte'. Over de inrichting tot gevangenis is niet erg veel bekend. In 1493 waren er al gevangenen uitgebroken, wat aan technische gebreken werd geweten.
Het afbreken van de aansluitende stadsmuren en het dempen van de voorliggende grachten liet overigens nog enige jaren op zich wachten. De ronde torens waren in 1525 geheel vervallen zodat de gevangenen niet droog konden zitten; er werden houten kappen op gezet, met stro gedekt.
Tot 1795 was de poort formeel eigendom van de markies, hoewel de stad het gebruik had gehad en het onderhoud eraan had verricht. In 1807 is de poort door het ministerie van financiën (de staat was ondertussen eigenaar geworden) aan het gemeentebestuur in eigendom en onderhoud overgedragen. Ir. A. de Geus verstrekte in 1824 aan het gemeentebestuur een aantal adviezen tot herstel van sommige gedeelten van het gebouw, vergezeld van een gedetailleerde omschrijving van plattegrondjes.
De poort in 1831 ernstig door de ontploffing van het nabijgelegen kruitmagazijn de Stoelemat. Zeven jaar nadien was er schade door een brand. Een aantal inwoners van Bergen op Zoom diende in 1881 bij het gemeentebestuur een verzoekschrift in, om de omgeving te verfraaien en te verbeteren door afbraak van de poort. Van hogerhand (onder andere minister Six en jhr. mr. Victor de Stuers sprongen in de bres) voorkwam men de afbraak. Vier jaar nadien werd A.J.L. de Rock tot burgemeester benoemd, die oog had voor cultuurhistorische waarden in de stad. daarmee warden de afbraakplannen voorgoed van de baan. Wel realiseerde het gemeentebestuur in 1908 een wegomleiding langs de zuidzijde van de poort; hierlangs kon dus het zwaardere verkeer plaats vinden. Hiertoe was amovering nodig van de hierna te noemen aanbouwen. Reeds in de negentiende eeuw veranderde het karakter van de Gevangenpoort van strafgevangenis in een voorbijgaand verblijf voor zwervende personen en voor de tijdelijke detentie van 'lichte' gevallen. Ook aan deze functies kwam voor 1925 een einde. De in 1929 opgerichte geschiedkundige kring 'Het Markiezaat' verzocht de poort, na restauratie, in te mogen richten als museum. Er waren in 1929 hoognodig herstellingen nodig, die geen uitstel gedoogden. Deze betroffen de arkeltorentjes en enige delen van de gevel aan de stadszijde.
De restauratie van het inwendige liet nog tot 1931-1932 op zich wachten. Hierbij werden aanwijzingen verstrekt door Dr. J. Kalf, directeur van het rijksbureau en door ir. H. van Heeswijk, lid van de rijkscommissie voor de monumentenzorg. Het dagelijks toezicht had ir. A.J.L. Juten. Op de eerste verdieping tussenwanden, waaronder die van een alkoof, zodat een expositiezaaltje voor het museum ontstond.
Aan de oostzijde plaatste men in 1934 het beeld 'De Vruchtbaarheid' (in feite een Mariabeeld) door P. van Dongen.
Na het herstel van oorlogsschade bleek een verdergaande restauratie van de buitenzijde van het gebouw nodig. Dit is in 1953-1954 gerestaureerd. Het eerste genoemde beeld is toen verplaatst naar de voorzijde; een Mariabeeld door A. Termote prijkt sinds 1954 aan de kant van de Lievevrouwestraat. De trap aan de noordzijde van de poort, in 1935 veranderd, werd toen via een bordesje langs een nieuwe buitentrap toegankelijk gemaakt. De gesloten muur langs de buitentrap is in 1954 gewijzigd: er is toen aan de oostzijde een smeedijzeren balustrade aangebracht.
De museumbestemming liep na de restauratie ten einde; de verzamelingen werden overgebracht naar de stadstoren en de aangrenzende zuiderkapel in de Sint-Gertrudiskerk. Sindsdien was in et gebouw de jeugdafdeling van de openbare bibliotheek ondergebracht; thans heeft de Stichting In Den Scherminckel er werk- en expositieruimten.
In het kader van de aanleg van de Westersingel in de jaren 1970-1972 zijn onder meer de huizen De Sterre van Maastricht, De kleine Groene Mouwe en de Twee Toelasten afgebroken. Een winst bij alle verliezen vormde de bodemvondsten, waaronder een groot deel van de brug van de voorpoort.
Architect
-
Motivatie RCE
Bouwvergunningen
Kadastrale gegevens
G1233;G1268
Literatuur